Tijdens deze performance werd mijn moeder in wol gewikkeld. De cocon die zo ontstond werd vervild rond het lichaam van mijn moeder. We deden dit met kinderen en moeders.
Ondertussen werd een tekening van mijn lichaam omgezet in klank door twee muzikanten. Ze speelden draailier en contrabas. Het waren Harald Bauweraerts en Thomas De Smet.
De muziek werd afgelezen via een grafische partituur op de achterzijde van de tekening. Deze grafische partituur was een abstractie van mijn getekende lichaam.
De plaats waar de twee muzikanten de partituur moesten lezen werd bepaald door een houtboor. Deze maakte gaten om deze plaatsen aan te duiden.
Op de grond, over de grote ruimte, ontstonden tijdens de performance, 3 stroken. Deze werden getekend in houtskool.
De ene strook was zwart, de andere leeg en de derde grijs.
De gehele performance omvatte de drie fasen: Destructie/stagnatie en reconstructie.
Na de performance werd het werk overgebracht naar het int. kunstencentrum KrÄkeslottet, Senja, Noorwegen. Daar werd het permanent opgesteld in de ruimte: Horisontalen.
De zon, de diepe duisternis en het noorderlicht schenen vanaf dan door de gaten in de werken. De gaten projecteerden als het licht perfect stond, het landschap door de gaten op de muur.



















